VERVOLG NIEUWSBRIEF

Wanssum, 6 februari 2019

Onderwerp: Verslag workshop ‘Sturen op output varkenshouderij”.

Aanleiding:
Tijdens de Challenge Day van 11 september presenteerde Martin Houben dit onderwerp en hiervoor bleek bij de aanwezigen grote belangstelling te bestaan. Aanleiding voor het project is het volgende:
In de vleesvarkensstal wordt aan de hand van voerschema’s en ervaring (input) gewerkt aan optimale dierprestaties. Dit is na afloop van een koppel (output) af te lezen aan de slachtresultaten en de gerealiseerde voeropname, groei en voerconversie. Output is ook de mest, maar afgezien van N- en P-gehalten als de put wordt leeggehaald, is daar geen informatie over bekend. De mest is al tijdens de gehele groeiperiode beschikbaar, en kan mogelijk informatie geven over de gezondheid en rendement van de varkens. Met dergelijke informatie zou het bijsturen tijdens de groeiperiode mogelijk zijn, wat tot verbetering van gezondheid en rendement zou kunnen leiden.
De afgelopen maanden is dit project i.s.m. Martin Houben en WUR verder uitgewerkt in een startnotitie. Tijdens de workshop is dit project nader toegelicht en hebben de aanwezigen gediscussieerd worden over inhoud en mogelijke uitvoering van het project.

Presentaties:

Iris Geominy stagiaire FDL: Calprotectine.
Deze nieuwe analyse is sinds kort beschikbaar bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Iris heeft ervaring opgedaan in haar dierproef met het nemen van de monsters en de interpretatie van de resultaten. Calprotectine, een calcium- en zinkbindend eiwit, komt vrij als er sprake is van (met name bacteriële) darmontsteking. Deze nieuwe methode (is al humaan in gebruik) is nieuw voor varkens en de validatie ervan in het veld moet nog uitgevoerd worden.

Linda Peeters onderzoeker/dierenarts bij Gezondheidsdienst voor Dieren: Biomarkers (darm) gezondheid en stress
Naast Calprotectine (meten in mest) is zijn er aanwijzingen dat Zonuline (meten in serum en mest) een bruikbare biomarker in mest kan worden. De ontwikkeling is nog niet zo ver als Calprotectine. Verder is microbioom-analyse (meten in speeksel en mest) een optie om kennis over de samenstelling van de mond/darmflora te verkrijgen. Stress kan onderzocht worden met de parameter Cortisol, deze kan in speeksel en haren gemeten worden.

Christiaan Kapper NIR-specialist Nutricontrol: Is NIR geschikt als tool om mest te meten?
Mest heeft naar verwachting een grote variatie: wil een parameter met NIR in mest een succes worden, dan zijn daar veel monsters nodig om een ijklijn te produceren. Een hoog watergehalte in verse mest verminderd de nauwkeurigheid met NIR. Het is nog niet bekend hoe nauwkeurig NIR kan zijn in verse mest, normaal wordt de mest eerst gedroogd voor een NIR meting. De challenge is om niet Ruw Eiwit maar groei te voorspellen met NIR. Bij Eiwit heb je al te maken met eiwit in mest, urine, endogeen eiwit, hoeveel N raak je kwijt in de stal? Met NIR meet je een heel spectrum. Als je dat als vingerafdruk kunt gebruiken en combineert met factoren en parameters van monitoring zou het mogelijk kunnen worden om patronen te vergelijken. Als een gevonden verandering samenvalt met een verandering in prestatie of gezondheid, kan die kennis gebruikt worden om dit mogelijk met NIR te voorspellen.

Discussie:

Individueel of groep?
Voor rundvee is op individueel niveau monitoren al gebruikelijk. Voor varkens zal dat bij zeugen het gemakkelijkste kunnen. Vleesvarkens en biggen zijn altijd in een groep gehuisvest. Voor onderzoeksdoeleinden is individueel al wel mogelijk, maar voor een tool op praktijkschaal is groep de norm. Voor pluimvee is ook groep de norm. Daar wordt al wel met verklikkerdieren gewerkt om te monitoren op gezondheid. Het vastleggen van bedrijfshistorie is van belang, net als voldoende herhaalde waarnemingen. De uitdaging wordt om op dierniveau representatieve monsters te kunnen verzamelen of individuele dieren binnen groepen te kunnen volgen.

Wat zijn mogelijke te meten producten en excretie stoffen die iets kunnen zeggen over de dierprestaties? Meten in mest, urine, mengmest, speeksel?

Mengmest is heel lastig omdat mest en urine gemengd zijn en er mogelijk al N is verdwenen voordat het monster is genomen. Mest kan bemonsterd worden meteen na uitscheiding, met analyses kun je inzicht krijgen in vertering van het voer en gezondheidsstatus (inclusief aanwezigheid van specifieke ziekteverwekkers). Urine kan bemonsterd worden meteen na uitscheiding, met deze analyses kun je informatie over eiwitbenutting en gezondheid krijgen. Er zijn geen urinesticks beschikbaar om stikstof te meten, wel kan de hoeveelheid ureum gemeten worden m.b.v. lab-analyse. Speeksel kan bemonsterd worden door dieren op een stick (swab/tampon) te laten kauwen, hierbij bestaat de kans dat ook mest of voer gemeten wordt. Wat praktisch gezien de beste methode is om mest, urine of speeksel (en eventueel haar) te bemonsteren in een groep varkens moet nog uitgezocht worden. Ook de parameters zijn nog niet duidelijk welke een duidelijk beeld kunnen geven over bijvoorbeeld voer efficiëntie of dierprestaties.

Monitoring

Door te monitoren kun je een bedrijfsprofiel krijgen. Hiermee kun je een check doen of de input en output met elkaar kloppen op basis van theoretische modellen. Is in de monitoring een afwijking op een of meerdere parameters zichtbaar, dan moet gezocht worden naar de oorzaak. Hiervoor kan een beslisboom gemaakt worden.

Vervolgstappen

Het beste is om de proef op meerdere bedrijven te houden om zo het bedrijfseffect te minimaliseren en overal dezelfde parameters vast te leggen. In de groep van aanwezigen konden al 5 praktijkbedrijven gevonden worden, die medewerking zouden kunnen verlenen aan vervolgonderzoeken.
Als start willen we inzicht krijgen in welke parameters de veehouder beschikbaar heeft en welke parameters we nodig achten voor het onderzoek: denk aan technische resultaten en stalomstandigheden. Is het mogelijk om voeropname en gewicht van hokken te meten tijdens de groeiperiode? Door deze parameters vooraf vast te stellen en op elk bedrijf te monitoren, wordt het later mogelijk om de gerelateerde factoren die van invloed zijn op de dierprestaties duidelijk te krijgen.
Daarnaast willen we inzicht krijgen in welke parameters zinvol te meten zijn in mest, urine en speeksel ( en eventueel haar) en op welke wijze de monsters genomen kunnen worden.

De komende maanden zal een Feed Design Lab stagiaire op zoek gaan naar literatuur en met bovenstaande vragen aan de slag gaan.
Feed Design Lab zal deze informatie gebruiken om een projectplan te schrijven.
Het concept projectplan zal eerst aan de workshopdeelnemers ter beoordeling worden voorgelegd. Na verwerking van opmerkingen zal het definitieve projectplan aan alle partners worden toegestuurd met een uitnodiging voor deelname. Tijdens een nader te plannen kick off meeting wordt het projectplan besproken en afspraken gemaakt met betrekking tot de uitvoering.